nieuwsgierig

Het vuurvliegje wandelde met twee mieren door het bos. Ze verzamelden hout omdat ze later die avond een mooi vuur wilden maken. Het was het einde van de zomer en de avonden begonnen al kouder te worden. Het was stil in het bos en het waaide zachtjes.
Terwijl ze in gesprek waren, zagen ze opeens het lieveheersbeestje bij een struik staan. Ze had een paars dekentje om zich heen en ze had een sjaal om.
‘Hoi lieveheersbeestje’, zei het vuurvliegje ‘Kom je vanavond ook naar het vuur?’
‘Ik ben geen lieveheersbeestje’, zei het lieveheersbeestje ‘Ik ben een aagje. Daar heb ik over gelezen.’

Ze rommelde in een tas die naast haar stond en haalde er een verfrommeld boek uit.
‘Hier, lees maar.’
De mieren gingen door met hout sprokkelen terwijl het vuurvliegje het boek aanpakte. Ze bladerde er wat in en begon te lezen.
Het lieveheersbeestje wachtte geduldig.
Het boek ging over een rups die heel veel vragen stelde en alles wilde weten. Het vuurvliegje snapte niet helemaal wat het lieveheersbeestje nou met een aagje bedoelde.
‘Waar staat het dan, lieveheersbeestje?’, vroeg ze en ze gaf het boek weer terug.
‘Ik ben geen lieveheersbeestje, ik ben een aagje. En hier staat het’, zei het lieveheersbeestje en wees naar een zin.
Het vuurvliegje las door. ‘Ahaaaaa een nieuwsgierig aagje, nu snap ik het’, zei ze.
De mieren kwamen net terug. ‘Kom je vanavond ook naar het vuur, lieveheersbeestje?’ vroegen ze.
‘Dat is geen lieveheersbeestje’, zei het vuurvliegje. ‘Ze is een aagje.’
‘Waarom maken jullie een vuur en wie komen er allemaal?’, vroeg het aagje ‘Waar is het eigenlijk en hoe laat willen jullie starten?’